Handen opheffen tijdens dua

Onder de etiquette van het verrichten van dua is het opheffen van de handen. Deze handeling is in zoveel overleveringen overgeleverd dat sheikh Ibn Taymiyyah hierover zei dat het aantal van deze overleveringen niet te tellen is. 1 Onder andere Aboe Moesa al-Ashaari, Ibn Omar en Anas hebben overgeleverd dat zij de Profeet (vrede  zij met hem) zijn handen zagen opheffen tijdens het verrichten van een smeekbede. 2

Daarbij leverde Salman al-Farsi over dat de Profeet (vrede zij met hem) zei:

“Waarlijk, jullie Heer is Bescheiden en Gul, en wanneer Zijn dienaar zijn handen aan Hem opheft in een smeekbede, is Hij  verlegen om hen leeg terug te laten keren.” 3

Hoewel er vele overleveringen bestaan die ons laten zien dat de Profeet (vrede zij met hem) deze handeling verrichtte, is deze handeling niet verplicht, maar aanbevolen. Daarbij zijn er ook momenten waarop de Profeet (vrede zij met hem) het niet deed. Deze momenten zijn: tijdens het vrijdaggebed (behalve wanneer er om regen gesmeekt wordt), tijdens de tawaaf (rondgang om de kaa’ba) en saa’i (tussen Safa en Marwa), tijdens de algemene dagelijkse smeekbeden (voor de ochtend, de avond en bij het binnentreden van het huis en dergelijke).

Het basisprincipe die we hierbij volgen is dat het altijd aanbevolen is om onze handen op te heffen bij het verrichten van smeekbeden, behalve op de momenten waarop de Profeet (vrede zij met hem) dit niet deed. Tijdens de bovenstaande momenten dienen we het opheffen van de handen dus na te laten.

Ook in de manier waarop we onze handen opheffen behoren we natuurlijk de Profeet (vrede zij met hem) te volgen. Hij (vrede zij met hem) heeft gezegd:

“Wanneer je Allah vraagt, vraag Hem dan met je handpalmen naar buiten gericht en niet met de buitenkant van je handen.” 4

Dit houdt in dat we de binnenkant van onze handen naar onszelf gericht moeten houden, met onze handpalmen aan de buitenkant. We mogen de binnenkant van onze handen niet naar de grond richten, omdat dit een teken is van hoogmoed.

Bij het opheffen van onze handen richten we dus de binnenkant van onze handpalmen naar onszelf toe en we heffen onze handen op tot schouderhoogte terwijl we smeekbeden verrichten.

Er zijn ook gevallen bekend waarin de Profeet (vrede zij met hem) zij handen ophief naar de hemel, maar dit deed hij alleen tijdens speciale omstandigheden, zoals wanneer hij Allah om regen smeekte of wanneer hij om bescherming smeekte tegen de vijand bij een veldslag. Wanneer hij (vrede zij met hem) dit deed, strekte hij zijn handen in de lucht zonder zijn handen bij elkaar te houden, terwijl de binnenkant van zijn oksels zichtbaar werden.

Een derde wijze waarop de Profeet (vrede zij met hem) dua verrichte, was door niet zijn handen op te heffen, maar door alleen met zijn rechter wijsvinger te wijzen. De handeling verrichtte hij (vrede zij met hem) wanneer hij de vergeving van Allah zocht, wanneer hij dua verrichtte tijdens het vrijdaggebed en tijdens de tashahhoed in het gebed.

Ibn Abbaas heeft overgeleverd over deze verschillende houdingen:

“Het vragen (van zaken zou samen moeten gaan met) het opheffen van de handen tot schouderhoogte of rond deze hoogte. Het zoeken van vergiffenis (zou samen moeten gaan met) het wijzen met de wijsvinger. Het smeken (wordt gedaan door) het volledig uitstrekken van de handen (boven het hoofd, zodat de oksels te zien zijn).” 5

____________________________________

1: Arusi, pagina 212
2: Boekhaarie
3: Aboe Dawoed, Ahmad en At-Thirmidhi
4: Ibn Majah, Aboe Dawoed en Al-Hakim
5: Aboe Dawoed